2
Vijf minuten voor middernacht. Ze waren allemaal de straat op gegaan en hadden zich op het marktplein verzameld, want het begon erom te spannen. Iedereen was lam maar niet agressief, alleen maar rozig en met het gevoel dat je erbij hoorde, dat je een onderdeel van de lachende, drinkende massa was. Sally vond het jammer dat haar vader er niet bij was. Dan had hij zelf kunnen zien dat er geen reden was om zich zorgen te maken. Hij zou zich misschien zelfs vermaakt hebben. Hogmanay in Shetland. Het was New York toch niet? Of Londen? Wat kon er nou helemaal gebeuren? Ze herkende de meeste mensen die ze zag.
De dreun van een zware bas bereikte haar via haar voeten en steeg op tot in haar hoofd. Ze kon niet bepalen waar de muziek vandaan kwam maar ze bewoog mee op het ritme, net als iedereen. Toen werden de bellen voor middernacht geluid, werd er Auld Lang Syne gezongen en omhelsde ze de mensen die om haar heen stonden. Ze sloeg haar armen om een man van wie ze in een kort moment van helderheid besefte dat hij haar leraar wiskunde van Anderson High was, en dat hij nog lammer was dan zij.
Later zou ze zich niet herinneren wat er daarna was gebeurd. Niet precies en niet in de juiste volgorde. Ze zag Robert Isbister staan, groot als een beer, op de stenen treden voor The Lounge, met een rode kroes in zijn hand, kijkend naar de massa. Misschien had ze hem gezocht. Ze merkte dat ze op hem afliep, langzaam, op de maat van de muziek, met wiegende heupen, bijna dansend. Ze ging voor hem staan, zei niets maar flirtte wel met hem. O ja, het was zeker flirten wat ze deed. Had ze haar hand niet op zijn pols gelegd? Had ze de fijne gouden haartjes op zijn arm niet gestreeld alsof hij een beest was? Ze zou dat nooit gedaan hebben als ze nuchter was geweest. Ze zou niet eens het lef hebben gehad om naar hem toe te lopen, ook al had ze wekenlang van dit moment gedroomd, tot in alle details. Hoewel het ijzig koud was, had hij zijn mouwen opgestroopt tot aan de ellebogen. Hij had een horloge met een gouden schakelband om zijn pols; dat herinnerde ze zich. Dat was in haar hoofd blijven zitten. Misschien was het geen echt goud, maar wat maakte het uit, met Robert Isbister?
Toen was Catherine er opeens, die zei dat ze een lift naar huis had geregeld, of in elk geval tot aan de bocht bij Ravenswick. Sally was veel liever gebleven, maar blijkbaar had Catherine haar overgehaald want even later zat ze achter in een auto. Dat kwam ook overeen met haar droom, want opeens was Robert er ook, zat hij naast haar, zo dicht tegen haar aan, dat ze de stof van zijn spijkerbroek tegen haar been voelde en zijn blote onderarm in haar nek lag. Ze rook zijn adem, die naar bier stonk. Dat maakte haar misselijk, maar ze kon zichzelf niet toestaan dat ze nu zou overgeven. Niet nu Robert Isbister naast haar zat.
Er werd nog een stel op de achterbank van de auto geperst. Sally dacht dat ze hen allebei herkende. De jongen woonde ergens op het South Mainland en studeerde in Aberdeen. Het meisje? Zij woonde in Lerwick en was verpleegster in het Gilbert Bain-ziekenhuis. Ze konden niet van elkaar afblijven. Het meisje lag onder en de jongen boven op haar, te knabbelen aan haar lippen, haar hals en haar oorlelletjes. Daarna ging zijn mond wijder open alsof hij van plan was haar stukje bij beetje op te eten. Toen Sally zich naar Robert omdraaide, kuste hij haar, maar langzaam en zacht, niet gretig als de wolf van Roodkapje. Sally had helemaal niet het gevoel dat hij van plan was haar op te eten.
Sally kon weinig zien van de jongen die achter het stuur zat. Ze zat recht achter hem en het enige wat ze zag was een achterhoofd en een paar schouders die door een parka werden bedekt. Hij zei niets, noch tegen haar, noch tegen Catherine, die naast hem zat. Misschien had hij de pest in omdat hij hun een lift moest geven. Sally wilde iets tegen hem zeggen, gewoon, om aardig tegen hem te zijn, maar toen kuste Robert haar weer en eiste dat al haar aandacht op. Er stond geen muziek aan in de auto en het enige wat ze hoorde was de motor, een donker geronk, en het lebberen en smakken van het stel naast haar.
‘Stop!’ Dat was Catherine. Ze zei het niet hard maar door de algehele stilte schrokken ze er allemaal van. Haar Engelse stem klonk scherp in Sally’s oren. ‘Hier stoppen. Hier moeten Sally en ik eruit. Tenzij je wilt doorrijden naar de school.’
‘Weinig kans, man.’ De student had zich even van de verpleegster losgemaakt om die opmerking te maken. ‘We zijn al te laat voor het feest.’
‘Ga mee,’ zei Robert. ‘Ga met ons mee naar het feest.’
Zijn uitnodiging was verleidelijk en bedoeld voor Sally, maar het was Catherine die antwoord gaf. ‘Nee, dat gaat niet. Sally logeert bij mij, tenminste, dat denkt iedereen. Ze mocht de stad helemaal niet in. Als we niet gauw thuis zijn, zullen haar ouders haar gaan zoeken.’
Sally vond het niet leuk dat Catherine het woord voor haar deed, maar ze had wel gelijk. Ze moest het nu niet verpesten. Als haar moeder wist waar ze geweest was, zou ze woedend worden. Haar vader was op dat punt de redelijkheid zelve, maar haar moeder zou uit haar dak gaan. De betovering was verbroken en ze waren weer terug in het echte leven. Sally maakte zich los van Robert, klom over hem heen en stapte uit de auto. De ijzige kou benam haar de adem, maakte haar licht in het hoofd en gaf haar een uitgelaten gevoel, alsof ze nog veel meer had gedronken dan het geval was. Catherine en zij stonden naast elkaar aan de kant van de weg en zagen de achterlichten van de auto in de verte verdwijnen.
‘Klootzakken,’ zei Catherine met zoveel venijn dat Sally zich afvroeg of er soms iets tussen haar en de bestuurder van de auto was voorgevallen. ‘Ze hadden ons best even thuis kunnen afzetten.’ Ze stak haar hand in haar jaszak, haalde er een kleine zaklantaarn uit en scheen op de weg die voor hen lag. Typisch Catherine. Altijd op alles voorbereid.
‘Toch...’ zei Sally terwijl er een schaapachtige glimlach op haar gezicht verscheen, ‘... was het een leuke avond. Een verdomd leuke avond.’ Toen ze haar tas over haar schouder hing, voelde ze iets zwaars tegen haar heup slaan. Ze keek in de tas en haalde de fles tevoorschijn. Een geopende fles wijn met de kurk half in de hals geduwd. Waar kwam die nou vandaan? Ze had geen flauw idee. Ze hield de fles op naar Catherine in een poging haar vriendin een beetje op te beuren. ‘Moet je zien! Iets om ons onderweg naar huis in beweging te houden.’
Ze giechelden en liepen half struikelend de beijzelde weg op.
De rechthoek van licht, die uit het niets opdoemde, verraste hen. ‘Waar zijn we, verdomme? We kunnen er toch nu al niet zijn?’ Voor het eerst klonk Catherine een beetje bezorgd, minder zeker van zichzelf, gedesoriënteerd.
‘Dat is Hillhead, het huis op de heuvel.’
‘Woont daar dan iemand? Ik dacht dat het leegstond.’
‘Er woont een oude man,’ zei Sally. ‘Magnus Tait. Hij is zwakbegaafd, zeggen ze. Niet goed bij de tijd. Er is ons altijd gezegd dat we uit zijn buurt moeten blijven.’
Maar Catherine was nu niet bang meer. Of het was bravoure. ‘Maar hij zit daar helemaal alleen. We moeten bij hem langsgaan en hem gelukkig nieuwjaar wensen.’
‘Ik zeg je net dat hij niet helemaal normaal is.’
‘Je bent bang,’ zei Catherine, bijna op fluistertoon.
Ja, ik schijt zeven kleuren voor die man, en ik weet niet waarom. ‘Doe niet zo maf.’
‘Je durft niet.’ Catherine stak haar hand in Sally’s tas en haalde de fles wijn eruit. Ze nam een slok, deed de kurk er weer in en gaf de fles terug.
Sally stampte met haar voeten in de sneeuw om aan te geven hoe belachelijk het was om hier in de kou te blijven staan. ‘We moeten naar huis. Mijn ouders wachten op ons; dat zei je net zelf.’
‘We kunnen toch zeggen dat we de buren gelukkig nieuwjaar hebben gewenst. Kom op. Of durf je soms niet?’
‘Niet in mijn eentje.’
‘Goed, dan gaan we samen.’
Sally vroeg zich af of Catherine er echt achter stond, of dat ze zich in een situatie had gewerkt waaruit ze niet kon ontsnappen zonder haar gevoelens van trots te beschadigen.
Het huis stond een stukje van de weg. Er liep geen echt pad naartoe. Ze liepen erop af en Catherine richtte haar zaklantaarn op het grijze pannendak en daarna op de voorraad turf die aan de ene kant van de veranda was opgestapeld. Ze konden de rook die uit de schoorsteen kwam ruiken. De groene verf was van de verandadeur gebladderd en op diverse plekken was kaal hout te zien.
‘Toe dan,’ zei Catherine. ‘Klop op die deur.’
Aarzelend klopte Sally aan. ‘Misschien ligt hij al in bed en heeft hij vergeten het licht uit te doen.’
‘Nee, ik zie hem daar zitten.’ Catherine liep de veranda op en bonkte met haar vuist op de binnendeur. Ze is niet goed wijs, dacht Sally. Ze heeft geen idee waar ze aan begint. Dit hele gedoe is ronduit belachelijk. Ze was het liefst weggerend, naar huis, naar haar saaie, verstandige ouders, maar voordat ze dat kon doen, hoorden ze binnen een geluid, had Catherine de deur opengedaan en struikelden ze samen de woonkamer in, knipperend met hun ogen en even verblind door het licht.
De oude man kwam naar hen toe lopen en Sally staarde hem aan. Ze wist dat ze dat deed maar ze kon er niet mee ophouden. Tot nu toe had ze hem alleen van een afstand gezien. Haar moeder, gewoonlijk zo hulpvaardig als het om oudere buren ging, zo christelijk als er boodschappen gedaan moesten worden, als er soep of zelfgebakken cakes gebracht moesten worden, was alle contact met Magnus Tait altijd uit de weg gegaan. ‘Je moet daar nooit naartoe gaan,’ had haar moeder gezegd toen ze klein was. ‘Die man is eng en het is daar niet veilig voor jonge meisjes als jij.’ Met als gevolg dat het huis haar altijd gefascineerd had. Elke keer dat ze naar de stad ging of uit de stad terugkwam, had ze ernaar gekeken. Ze had zijn rug gezien als hij de schapen stond te scheren, en zijn silhouet, met de zon achter hem, als hij buiten naar de weg stond te staren. Nu ze opeens zo dicht bij hem was, was het alsof ze oog in oog stond met een of ander sprookjesfiguur.
Hij keek haar ook aan en hij leek echt op iets uit een prentenboek. Een trol, dacht ze opeens. Ja, daar leek hij op, met zijn korte beentjes, dat dikke, gedrongen lijf, voorovergebogen alsof hij een bochel had, en die rare mond met die gele, ongelijke tanden. Ze had het verhaal van Billy Goats Gruff nooit leuk gevonden. Toen ze nog heel jong was, had ze het altijd doodeng gevonden om de brug over de beek over te lopen als ze naar huis ging. Ze had zich ingebeeld dat er een trol onder de brug woonde, een met rode, kwaadaardige ogen en een voorovergebogen houding, alsof hij klaar was om haar te bespringen. Ze vroeg zich nu af of Catherine haar camera nog bij zich had. De oude man zou een geweldig plaatje opleveren.
Magnus keek de meisjes aan met zijn betraande ogen, waardoor hij niet scherp kon zien. ‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Kom binnen.’ En zijn lippen schoven van zijn tanden toen hij glimlachte.
Sally betrapte zich erop dat ze te veel praatte. Dat deed ze altijd wanneer ze nerveus was. De woorden rolden haar mond uit en ze had geen idee wat ze eigenlijk zei. Magnus deed de deur achter hen dicht, ging ervoor staan en blokkeerde daarmee de enige weg naar buiten. Hij stelde voor een glaasje whisky met hem te drinken, maar daar trapten ze niet in. Wie wist wat hij erin had gedaan? Ze haalde de fles wijn uit haar tas, glimlachte naar hem om hem gunstig te stemmen en ging door met praten.
Sally wilde opstaan om weg te gaan, maar de man had een mes met een lang, puntig lemmet en een zwart heft in zijn hand. Hij gebruikte het om de cake te snijden die al op tafel stond.
‘We moeten gaan,’ zei ze. ‘Echt, anders worden mijn ouders ongerust.’
Maar ze schenen haar niet te horen en ze zag tot haar afgrijzen dat Catherine haar hand uitstak, een plak cake pakte en er een hap van nam. Sally zag de kruimels op de lippen en tussen de tanden van haar vriendin. De oude man torende boven hen uit, met het mes in zijn hand.
Sally keek om zich heen en zocht naar een vluchtweg, toen ze de vogel in de kooi zag.
‘Wat is dat voor vogel?’ vroeg ze voordat ze er erg in had.
‘Dat is een raaf.’ Hij keek haar aan, zonder zich te verroeren, en legde toen voorzichtig het mes op tafel.
‘Is het niet wreed om hem in een kooi op te sluiten?’
‘Hij had een gebroken vleugel. Als ik hem vrij zou laten, zou hij niet eens wegvliegen.’
Maar Sally luisterde niet naar de uitleg van de oude man. Ze dacht dat hij hen in het huis wilde vasthouden, dat hij hen wilde opsluiten zoals hij de zwarte vogel met zijn scherpe snavel en zijn gewonde vleugel had opgesloten.
En toen stond Catherine opeens op en veegde de cakekruimels van haar handen. Sally volgde haar voorbeeld. Catherine liep naar de oude man toe totdat ze zo dicht bij hem stond dat ze hem kon aanraken. Ze was groter dan hij en moest op hem neerkijken. Heel even was Sally bang dat ze hem een kus op zijn wang zou geven. Als Catherine dat deed, zou zij het ook moeten doen. Want ze waren dit bravourestukje tenslotte samen begonnen, toch? Tenminste, zo dacht Sally erover. Vanaf het moment dat ze naar het huis waren gelopen, was alles een grote uitdaging geweest. Magnus had zich niet goed geschoren. Er zaten harde grijze baardstoppels op zijn wangen. Zijn tanden waren geel en glommen van het speeksel. Sally zou liever doodgaan dan dat ze hem aan zou raken.
Maar het moment ging voorbij en toen waren ze weer buiten en lachten ze zo hard dat Sally bang was dat ze het in haar broek zou doen, of dat ze zouden struikelen en samen in de sneeuw zouden vallen. Toen hun ogen weer aan het duister gewend waren, hadden ze de zaklantaarn niet meer nodig om de weg te kunnen zien. Er stond een halvemaan aan de hemel en ze wisten de weg naar huis.
In Catherines huis was alles stil. Haar vader geloofde niet in nieuwjaarsfeestjes en was vroeg naar bed gegaan.
‘Ga je nog mee naar binnen?’ vroeg Catherine.
‘Nee, beter van niet.’ Sally wist dat dit antwoord min of meer van haar werd verwacht, hoewel ze soms echt niet kon zeggen wat Catherine op dat moment dacht. En op andere momenten wist ze het precies. Nu, bijvoorbeeld, wist ze dat Catherine niet wilde dat ze mee naar binnen ging.
‘Geef de fles maar liever aan mij,’ zei Catherine. ‘Dan kan ik het bewijsmateriaal verstoppen.’
‘Oké.’
‘Ik zal hier blijven staan totdat je naar huis gelopen bent,’ zei Catherine.
‘Dat is niet nodig.’
Maar ze bleef tegen de tuinmuur geleund staan en keek Sally na. Toen Sally zich omdraaide, stond ze er nog steeds.